Het programma Erasmus+ wordt steeds populairder bij Nederlandse studenten. In 2016 vertrokken 13.107 Nederlandse studenten naar een ander Europees land in het kader van het Erasmus+-programma. Dat waren er 9 jaar eerder, in 2007, nog maar 5.986. Er heeft dus een stijging van 119 procent plaatsgevonden.
Tussen 2007 en 2016 is het aantal Nederlandse Erasmusstudenten dat naar Duitsland vertrok zelfs nog sterker gestegen, van 563 tot 1.538. Dat is een stijging van maar liefst 173 procent. Deze stijging wordt vooral veroorzaakt door een toename van het aantal stages (met 282 procent), maar ook door een sterke toename van het aantal studieverblijven (met 113 procent).
Van de Nederlandse Erasmusstudenten koos 12 procent in 2016 voor Duitsland. Dat percentage varieert sinds 2007 tussen de 9 en de 13 procent. Duitsland staat hiermee sinds 2009 stabiel op de derde plaats van populairste bestemmingen, na Spanje en het Verenigd Koninkrijk. Deze twee landen staan wel op een relatief grote afstand: beide trokken ongeveer 50 procent meer Nederlandse studenten dan Duitsland. Aan de andere kant zien we dat de afstand tussen Duitsland en de nummers 4 en 5 aanzienlijk groter is geworden: in 2016 gingen 648 studenten meer naar Duitsland dan naar de nummer 4 dat jaar (Zweden). In 2008 was het verschil maar 10 studenten met de nummer 4 dat jaar (Frankrijk) .
In onderstaande grafieken is de ontwikkeling van de populairste landen voor Nederlandse Erasmusstudenten tussen 2008 en 2016 te zien.
Opvallend is dat ongeveer evenveel Nederlandse studenten naar Duitsland gaan voor studie als voor stage. In 2016 ging iets meer dan de helft (50,5 procent) van de Nederlandse studenten die naar Duitsland gingen, daar voor hun studie heen. De rest ging voor een stage. In andere landen zien we veel ongelijkere verhoudingen. Zo deden Nederlandse studenten die naar Zweden of Frankrijk gingen veel vaker een studie (resp. 80 en 82 procent), terwijl studenten in België vaker stage liepen (63 procent).
Duitsland ontvangt steeds meer Erasmusstudenten. Dit aantal steeg tussen 2007 en 2016 met 58 procent, van 20.822 naar 32.934 studenten. In 2016 zien we wel een kleine daling van 412 studenten. Het aantal stages steeg tussen 2007 en 2016 veel sterker dan het aantal studieverblijven: met 252 procent tegenover 25 procent. Het aantal studieverblijven bleef alsnog veel groter dan het aantal stages, maar dit percentage wordt wel steeds kleiner: in 2007 was dit nog 85 procent tegenover 68 procent in 2016.
De hierboven genoemde Nederlandse studenten die naar Duitsland gingen, maakten slechts een klein deel uit van het totaal aantal Erasmusstudenten dat in Duitsland verbleef: 4,7 procent. In 2016 stond Nederland met 1.538 studenten op nummer 8 na Frankrijk, Italië, Spanje, Turkije, het Verenigd Koninkrijk, Polen en Oostenrijk. Het percentage Nederlanders is overigens tussen 2007 en 2016 wel gestegen. In 2007 stond Nederland nog op de 10e plaats: met 563 studenten maakte Nederland slechts 2,7 procent uit van het totaal aantal Erasmusstudenten in Duitsland dat jaar.
In de onderstaande grafieken zien we de ontwikkeling van het aantal Erasmusstudenten in Duitsland per herkomstland.
Als we de Nederlanders in Duitsland met studenten uit andere landen vergelijken, kunnen we ook hier concluderen dat het aantal stages en studies van Nederlanders in Duitsland evenrediger verdeeld is dan die van studenten uit andere landen. In 2016 was de verhouding studie-stage van Nederlanders 50,5 tegenover 49,5 procent (zie ook hierboven). Bij de studenten uit andere landen zien we datzelfde jaar grote verschillen in het aantal studies tegenover het aantal stages. Uit Frankrijk, Italië en Spanje kwamen bijvoorbeeld meer dan 70 procent van de studenten voor een studie naar Duitsland en uit Oostenrijk slechts 24 procent.